Springwedstrijden
Springen
Springen is een populaire tak van paardensport waarin de ruiter het paard over verschillende hindernissen laat springen. Je kunt het paard vrij laten springen of onder de man en net zoals met dressuur heeft elk paard wel of geen aanleg voor springen. Bij het springen neemt de ruiter de verlichte zit aan, zodat de rug van het paard wordt ontlast tijdens de sprong.
Tijdens het springen is het belangrijk dat alle hindernissen worden gesprongen, maar ook je houding/ zit en het rijden tussen de hindernissen is zeer belangrijk.
Hoe gaat een springwedstrijd bij ons in zijn werk?
Er wordt een klassiek parcours gebouwd volgens een officiële FNRS tekening. Meestal zijn er 9 hindernissen. Dit zijn stijlsprongen en een of meer oxers en soms ook een dubbelsprong. De hindernis hoogte is 50 cm. Daarna komt 60 cm tot maximaal 90 cm. In welke klasse je springt hangt af van je promotiepunten waardoor je net als bij dressuur door gaat naar de volgende klasse.
De springwedstrijd bestaat uit twee onderdelen. Tijdens het eerste deel dat op het basisparcours wordt gereden ga je zo goed mogelijk alle hindernissen springen. Dit hoeft niet zo snel mogelijk, maar wel binnen een bepaalde maximum tijd. Je moet dus wel gewoon lekker doorrijden. Het tweede deel heet de barrage.
Vlak voordat de wedstrijd begint mag je met de wedstrijdleiding en de andere ruiters het parcours lopend verkennen. Alle hindernissen hebben een cijfer. Het is de bedoeling dat je begint bij hindernis nummer 1 en oplopende nummers springt. Hindernis 9 is de laatste hindernis. Met gekleurde vlaggetjes wordt aangegeven vanaf welke kant je de hindernis moet springen. Ook zal het nummer van de hindernis aan de rechter kant staan als je de hindernis springt.
De eerste ronde:
Tijdens het rijden van de springwedstrijd word je beoordeeld door een officiële FNRS jury. Waar let de jury op?
Cijfer 1: Binnenkomen, halthouden en groeten.
Hierbij kijkt de jury of je netjes de rijbaan binnenkomt. Je mag eerst even een rondje om het parcours draven, om zelf nog even te kijken en natuurlijk om je paard of pony de hindernissen een beetje te laten zien. Vervolgens rijd je naar de jury toe en houd je netjes halt,. Als je netjes stil staat, groet je de jury. Hierbij pak je de teugels (en eventueel je zweep) in je linkerhand. Met je rechterhand laat je de teugels los en je legt deze hand rustig achter je dijbeen. Daarna knik je met je hoofd. Nu kun je de teugels weer in twee handen pakken, dit onderdeel is achter de rug. In het FNRS handboek ‘Leer paardrijden met plezier’ staat tevens het groeten uitgelegd. Vervolgens laat de jury een bel horen, waarna je mag beginnen met het springen van het parcours. Start dus niet te vroeg wat dat kan punten kosten.
Cijfer 2: Wijze van rijden tussen de hindernissen.
Het is de bedoeling dat het parcours in galop wordt afgelegd. Het kan natuurlijk altijd voorkomen dat je paard of pony landt in de verkeerde galop. Als je dit op tijd voelt, kun je dit voor de bocht nog corrigeren, zodat je de wending alsnog netjes kunt rijden. De jury kijkt of je het paard of de pony niet hindert in zijn bewegingen en of je netjes naar de hindernissen toe rijdt. Je hoeft niet het gehele parcours in verlichte zit af te leggen. Wel dien je netjes in balans te zitten en mee te gaan met de bewegingen van je paard of pony. Als je het hele parcours in galop aflegt, zal je cijfer waarschijnlijk hoger zijn dan wanneer je het parcours voor meer dan de helft in draf aflegt. Echter staat het welzijn van het paard hoog in het vaandel. De jury zal liever zien dat jij netjes met het paard omgaat en daarom het paard misschien even terug neemt naar draf, dan wanneer je ten koste van het paard het parcours in galop af wilt leggen. Als je een balkje er af rijdt krijg je 4 strafpunten. Dat geldt ook als je een verkeerde volgorde van springen rijdt, per verkeerde hindernis 4 strafpunten.
Cijfer 3: Houding en zit.
Uiteraard zijn je houding en zit heel erg belangrijk bij het springen. De jury kijkt nu of je in evenwicht en recht zit tijdens de sprong. Ook wordt er op gelet of je netjes mee gaat tijdens de sprong en je het paard of de pony niet hindert. Het laatste punt waar de jury naar kijkt is of jouw been-, hoofd- en handhouding tijdens de sprong correct zijn.
De drie onderdelen hebben allemaal een eigen wegingsfactor. Zo telt het binnenkomen, halthouden en groeten één keer mee, de andere twee onderdelen tellen drie keer mee in het uiteindelijke puntenaantal.
Als je voor de drie onderdelen samen 49 punten of meer behaalt, krijg je twee promotiepunten. Behaal je 42 tot 48 punten, dan behaal je één promotiepunt. Als je minder dan 42 punten behaalt, krijg je geen promotiepunt.
De barrage.
De tweede ronde wordt een barrage genoemd. Eigenlijk betekent het woord “barrage” beslissingswedstrijd. In de eerste ronde kreeg je dus punten die meetellen voor een promotiepunt. Bij de barrage gaat het er om wie van degene die voldoende punten hebben gehaald in de eerste ronde, nu in de tweede ronde, de barrage, de beste is. Daarom mag je pas de barrage rijden als je in de eerste ronde minimaal 45 punten hebt gehaald (systeem A). Er is ook een systeem waarbij je alleen de barrage mag rijden als je foutloos hebt gereden (systeem B). Wij bepalen per wedstrijd voor welk systeem we kiezen.
De hindernissen van de eerste ronde worden ook gebruikt voor de barrage, maar niet in dezelfde volgorde. Op de tekeningen van het parcours staat aangegeven welke hindernissen in de barrage gesprongen moeten worden en daarbij staat ook in welke volgorde deze hindernissen gesprongen moeten worden. Voor dat je de barrage gaat starten zal worden bekend gemaakt welke hindernissen onderdeel zijn van de barrage en in welke volgorde je die moet springen. Het parcours kan wat verhoogd worden voor de barrage.
Het rijden van de barrage is anders dan het rijden van het basisparcours van de eerste ronde. Zo hoef je voordat je de barrage begint, de jury niet te groeten. Het mag wel, maar wordt niet meegenomen in je punten.
Net als het groeten vóórdat je het barrageparcours begint, hoef je ook niet af te groeten wanneer je klaar bent met de barrage.
Wij rijden de barrage op tijd. Maar bij een barrage is een foutloze ronde de eerste bepalende factor en bij gelijke stand speelt de tijd een doorslaggevende factor. Heb je dus een fout gemaakt in de barrage gaat een foutloos parcours in de klassering voor een sneller parcours. Dus als je een balkje er af rijdt krijg je strafpunten en dan zal je ondanks dat je de snelste tijd het gereden, misschien toch niet hebben gewonnen omdat een andere ruiter weliswaar langzamer was, maar foutloos heeft gereden.
De snelste tijd haal je niet door zo hard mogelijk een parcours door te racen. De meeste tijdwinst valt te halen uit het "rijden met verstand". Je moet proberen de lijn van het parcours zo kort mogelijk te maken. Je analyseert het parcours en kijkt welke lijnen je hoe af kunt snijden met jouw paard. Als je te snel rijdt "valt je paard uit elkaar" (is niet meer verzameld), gaat te vlak springen en neemt dan snel een balkje mee met de voorbenen.
Bedenk dus dat een foutloos gesprongen parcours vaak een betere klassering oplevert dan een snel gesprongen parcours met een hindernisfout.
Dus tijdwinst verkrijg je door:
• het verkorten van de te rijden lijn; schuin springen en scherpe wendingen
• korte wendingen met behoud van impuls, balans en ritme
• een galopsprong minder rijden
• na de landing snel verder kunnen galopperen
• het verhogen van het grondtempo met behoud van ritme en de juiste aanleuning
• de hindernis niet in het midden springen
• in de juiste galop landen
We bepalen per wedstrijd of de barrage ingesloten is of na de rubriek.
Welke klassen zijn er?
Net als bij FNRS Dressuur bestaat het FNRS Springen uit verschillende klassen. De klasse wordt bij springen bepaald door de hoogte van de hindernis. Wij beginnen bij S50. 50 geeft hierbij de hoogte van de hindernissen in het parcours aan. Dit is dus 50 centimeter. De klassen lopen steeds met 10 centimeter op, totdat S90 is bereikt. S90 is de hoogst haalbare klasse bij het FNRS Springen.
Voor de S60 en S80 kan er een diploma behaald worden. Een diploma wordt behaald wanneer de ruiter 10 promotiepunten in de betreffende klasse heeft gehaald. Wij vragen de diploma's aan bij het FNRS kantoor in Ermelo. Wanneer een ruiter 15 promotiepunten in een klasse heeft behaald, moet de ruiter over naar de volgende klasse om daar promotiepunten te gaan halen. Bij S90 is geen maximum wat betreft het aantal promotiepunten, omdat hierna geen andere springklasse meer volgt.
Wie mag er meedoen met een springwedstrijd?
Iedereen die het FNRS programma “Springen met plezier” heeft gevolgd. Dat is dus eerst Vaardigheid 1 en 2 en daarna Oefenspringen 1 en 2. Na Oefenspringen 2 mag je starten in het springen S50.
Heb je geen vaardigheid en oefenspringen gedaan en kan je wel springen en wil je meedoen met de springwedstrijd? Dan moet je minimaal F6 met F6 Diploma hebben gehaald in de dressuur en daarnaast moet Sanne beoordelen of je voldoende kan springen om mee te mogen doen met de springwedstrijd.
Meer informatie over Vaardigheid & Oefenspringen vind je op de website van de FNRS.